Verhaal Strijd in oktober

De twee mannen staan zwijgend achter hun busje. Ze openen een grote sporttas en halen er twee zwarte mutsen uit. Geen bivakmutsen, dat is te opvallend. De mutsen worden goed over de oren getrokken. Eén haalt twee beschermende vesten uit de tas. Als hij een exemplaar aan zijn maat wil geven probeert hij oogcontact te krijgen voor een bemoedigende blik. Maar de ander is te gespannen en staart strak voor zich uit. De tas bevat nog handschoenen en als ook deze zijn aangetrokken is het tijd voor het echte werk. Een zware kist wordt geopend en zorgvuldig worden de onderdelen eruit gehaald, in elkaar gezet en omgehangen. De gespannen man krijgt een hoestbui. De ander slaat hem op zijn rug en zegt rustig 'ook deze klus gaan we klaren'. 'Ja dat snap ik ook wel, waarom niet' wordt terug gesnauwd.

 Ze kijken om zich heen. De zon staat nog laag en schijnt met zachte stralen over straat. Het is nog fris, maar ze voelen dat het geen koude dag wordt. Het ochtendverkeer raast voorbij en dat verontrust ze. Het moet dus snel gebeuren. Maar ze hebben gezien dat het er veel zijn. Meer dan waar ze eerder mee te maken hebben gehad. En waarom verplaatsen ze zich de hele tijd. 'Laten we maar opschieten!' En ze geven elkaar tegelijkertijd een korte knik.

 De blaadjes maken weinig geluid, geen geluid. Maar de mannen weten als geen ander dat het stilte voor de storm is. Met een snelle beweging zetten ze de bladblazers aan.